De afgelopen weken houden twee schijnbaar tegengestelde werelden me bezig. De ene is een wereld waar het om macht draait: de hoofdpersoon in de serie House of Cards, die meedogenloos te werk gaat om de machtigste positie van ‘de vrije wereld’ te veroveren. De andere wereld is geen fictieve tv-serie, maar de wereld vol onmacht van een ongedocumenteerde jongen in mijn eigen stad. En toch hebben ze meer gemeen dan ik dacht.
Om met die laatste te beginnen, ik ben sinds kort coach van een jonge Afrikaanse man wiens asielaanvragen meermaals zijn afgewezen. Hij heeft geen papieren om hier te blijven, maar kan ook niet terug naar zijn land. Hij heeft hier recht op een bed, bad en brood, wat redelijk verzorgd klinkt. Maar hij mag niet werken, heeft dus ook geen geld om een opleiding te volgen, geen recht op een sociale huurwoning en slaapt in verschillende opvanghuizen. En als hij wordt aangehouden omdat hij door rood loopt, gaat hij zo 6 maanden de cel in. Maar teruggaan naar zijn land van herkomst is ook geen optie. Onmacht is zijn uitgangspunt.
Hoe anders is de situatie van Frank Underwood, hoofdpersoon in House of Cards. Hij heeft geld, invloed, een senaatszetel, en zet dat alles in om uiteindelijk nog meer macht te krijgen door in dat ene kantoor terecht te komen – the Oval Office. Meedogenloos gaat hij te werk, gesteund door zijn al even sluwe vrouw. Hij manipuleert, chanteert en maakt levens kapot om zijn doelen te bereiken. Met resultaat. Ik kijk vol fascinatie en afschuw, als naar een spectaculair ongeval. De manier waarop deze man te werk gaat druist volledig in tegen mijn gevoel van rechtvaardigheid en integriteit. In bijna alle dilemma’s waar hij voor komt te staan zou ik een andere keuze hebben gemaakt.
Ondertussen heb ik mijn eerste gesprekken met C, mijn coachee. Hij doet mee aan een programma dat hem ondersteunt om zelf vorm te geven aan zijn toekomst, waar die ook moge zijn. Om niet langer af te wachten, maar ondernemend te denken, kansen te zoeken om zijn talenten te ontwikkelen en in te zetten, uiteraard binnen de grenzen van de wet. Dat vraagt om een mindshift bij hem, maar ook bij mij. De uitzichtloosheid van zijn situatie kan namelijk niet het uitgangspunt zijn. Dan blijf je denken in beperkingen. Het doel is te kijken naar wat wel kan.
Dat klinkt makkelijker dan het is. C zou wel willen werken ‘met software’. Ik denk dan meteen aan het regelen van een laptop en wat contacten in de ICT. Maar z’n Nederlands is nog niet zo goed. En programmeren wordt ook lastig. Want hij kan niet lezen of schrijven. Terwijl de machteloosheid me overvalt, denk ik aan Frank Underwood.
Als ik maar een fractie van Underwoods macht zou hebben, zou ik die ten dienste stellen van mijn coachee. Zorgen dat hij een huis, een baan, een opleiding, een identiteit kreeg. Voor Underwood zou dat drie minuten werk zijn. Als ik er nog wat verder over nadenk, realiseer ik me dat hij dat niet alleen voor elkaar zou krijgen met zijn formele macht. Underwood zou zorgen dat hij nog wat tegoed had van de minister van Immigratie. Hij zou een deal sluiten met een zakenrelatie om hem een baantje te bezorgen. Een toezegging voor een subsidie aan een onderwijsinstelling. Maar zou ik het wel goedvinden als hij zijn methoden inzette ten behoeve van mijn coachee?
Want eigenlijk is dat precies wat C en mij te doen staat: mijn informele netwerk inzetten, zorgen dat iemand hem een gunst verleent. Zodat C aan zijn eigen informele netwerk kan bouwen waar hij zijn talenten kan laten zien. Want de officiële weg leidt net zo min tot een toekomst voor C als tot het presidentschap voor Underwood.
De overeenkomst met de werkwijze van Underwood geeft me een ongemakkelijk gevoel. Hij heeft de grenzen van wat daarbij ethisch verantwoord is voor mij ruim overschreden. Maar waar ligt precies de grens?